 |
Zult?
Ed Schilders
Het zal u niet ontgaan zijn dat het deze week
vierhonderd jaar geleden is dat Henry Hudson aan land ging op
Manhattan en daar Nieuw-Amsterdam stichtte, het hele prille begin
van wat nu New York is. Dat wordt flink gevierd. Willem Alexander en
Máxima zijn er de hele week druk druk druk mee. Vanavond openen
bijvoorbeeld op Governor’s Island de speciale edities van Oerol en
De Parade, en minister Plasterk biedt morgen het eerste exemplaar
aan van het boek Cookies, Coleslaw and Stoops.
Als die titel behalve Engels ook Nederlands klinkt,
dan komt dat omdat het een boek is over woorden die via de
Nederlandse kolonisten in het Amerikaans-Engels terecht zijn
gekomen. Er staat dus inderdaad gewoon: ‘Koekjes, koolsla en
stoepen’. De Nederlandse editie heet Yankees, Cookies en
Dollars – ‘Jan-Kees, Koekjes en Daalders’. De studie,
deels opgezet als een woordenboek, werd geschreven door Nicoline van
der Sijs, die ongeveer 250 van zulke woorden behandelt.
Door dit boek heb ik een heel klein steentje kunnen
bijdragen aan het historisch taalbesef van de Amerikanen. En ik niet
alleen, ook Cees Robben. Want ongeveer een halfjaar geleden vroeg
Van der Sijs mij of ik het onderzoek wilde doen naar illustraties
voor dit boek. Het moesten er ongeveer tachtig zijn. Dat leek me een
leuke opdracht, maar het bleek niet makkelijk. De eerste vijftig,
dat ging wel. Hoople – hoepel, sawbuck – zaagbok, bed-pan –
beddenpan, knicker – knikker, skate – schaats, sleigh – slee…
dat zijn begrippen met een onmiskenbare vorm, en dus makkelijk te
gebruiken naast de tekst. Maar vind maar eens een duidelijke
afbeelding van bijvoorbeeld balkenbrij, hutspot, erwtensoep, of
zult.
Als Amerikanen zult eten, dan eten ze headcheese, en
dat is de letterlijke vertaling van het Nederlandse hoofdkaas.
Amerika is ons nooit voldoende dankbaar geweest voor de introductie
van deze lekkernij. Het wordt hoog tijd voor een Mac-Zult. Maar de
vraag was dus hoe je zult illustreert. Van der Sijs geeft een lange
woordenboekomschrijving: ‘Het vlees van de kop (en soms poten en
organen) van een varken, gekookt, fijngehakt, en vervolgens in de
vorm van een kaas gegoten of soms als worst klaargemaakt en op brood
gegeten, net als kaas.’ Toen dacht ik aan een Prent van de Week
van Cees Robben. Een dame vraagt aan de slager wat zult is, waarop
de slager ultrakort antwoordt: ‘Wč zult is mevrouw? Dč’s ’n
vččreke wč gelččk in de frut zit. Mar wel lekker!’ Een
definitie recht uit het volkswoordenboek. De Cees Robben Stichting
gaf toestemming voor publicatie van de prent, en zo kon het gebeuren
dat Robben twintig jaar na zijn dood zijn debuut maakt in de VS, en
dat voor het eerst een Tilburgse tekst in het Amerikaans-Engels
vertaald is: ‘Headcheese? Well eh… ma’am, that’s a pig,
but all mixed up. But very tasty!’
Deze column verscheen
oorspronkelijk op 10 september 2009 in Het Brabants Dagblad /
Tilburg Plus
|