Cornell van Loon
De echte Vincent van Gogh
en zijn werk

INHOUD
Van Gogh
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
NATUUR
AUDIO
SPECIAAL
BEELDENDE KUNST
FOTOGRAFIE

Print Pagina

Reeds vele boeken zijn geschreven over het leven en werk van Vincent van Gogh en bijna jaarlijks is er wel weer iets nieuws te melden of vindt de Stichting Van Gogh wel ergens op een stoffige zolder een onbekend werk van Vincent. Zeker als er weer een tentoonstelling zit aan te komen. Op zich niet vreemd. Temeer omdat er in Nederland en België tientallen zoniet honderden tekeningen, aquarellen of schilderijen van hem moeten rondslingeren waarvan velen niet worden erkend als werken van Vincent. De vraag is natuurlijk waarom niet.

Zo rond 1900, de periode dat Johanna Bongers aan de weg timmerde met Vincents werk en gretig aftrek vond kwamen uit alle hoeken en gaten schilders tevoorschijn die van deze bekendheid een graantje wilde meepikken. De markt werd overspoeld met vervalsingen. Zeker uit de beginperiode van Vincent. Zijn werk was allesbehalve goed of opvallend te noemen en zelfs zijn familie vond het allemaal maar niks wat hij krabbelde met zijn dikke knuisten. Donkere schimmen waarin nauwelijks vormen te herkennen waren en waarin het talent van een aankomend getalenteerde tekenaar of schilder ontbrak. Het ligt niet in de bedoeling het leven van Vincent weer eens te gaan herschrijven maar eens te kiezen voor een andere invalshoek. Als beeldend kunstenaar en de manier er is er wordt omgegaan met zijn werk. Er is natuurlijk veel materiaal komen boven drijven. Stapels brieven, schetsen, krabbels, aquarellen, tekeningen en schilderijen. Die allemaal als meesterlijk bestempeld worden. Ondanks alle inspanningen van La Faille, Jan Hulsker en ir. Vincent van Gogh ( de zoon van Theo ) is men er blijkbaar niet in geslaagd het kaf van het koren te scheiden. Tot op heden wordt aangenomen dat alle bekende werken toegeschreven kunnen worden aan Vincent en zeker die welke in het bezit zijn van de stichting. Hieraan heb ik zelf ernstige twijfels en zal uitleggen waarom. Vaak heb ik me gestoord aan afbeeldingen en schilderijen die door Vincent gemaakt zouden zijn. Gezien zijn moeizame ontwikkeling als beeldend kunstenaar is dat onmogelijk. Zelfs in het inmiddels wereldberoemde dorp Zundert worden tekeningen tentoongesteld die zouden zijn gemaakt door Vincent op zeer jeugdige leeftijd. Dit kan gezien de kwaliteit ervan niet waardoor de vraag komt bovendrijven wie en waarom de tekeningen heeft bestempeld als “echt?” Opvallend is wel dat alle tekeningen die door de hand zijn gegaan van Dr. Vincent Willem van Gogh als origineel werk van Vincent wordt gezien. Het merendeel is dan ook met een kroontjespen ondertekend met: V.W. van Gogh en wordt blijkbaar door iedereen klakkeloos aangenomen dat het inderdaad om origineel werk van Vincent gaat. De werkelijkheid is even anders. Zo is de tekening van “de werkers van achteren gezien met schop” afkomstig van een Tilburgse kunsthandelaar, en is aangekocht door de gemeente Zundert voor maar liefst 100.000 gulden! Ik vraag me dan ook af, wie deze tekening als “echt” beoordeeld heeft. Niet Vincent Willem van Gogh. Al is de tekening niet van Vincent, maar in dat geval zou hij in het bezit zijn van de stichting. Een vreemde zaak.

           

De tekening links hangt achter glas in Zundert zijnde een echte tekening van Vincent die gemaakt zou zijn omstreeks de tijd dat hij er woonde. De foto rechts laat echter zien dat wat Vincent zelf wist “krabbels”maakte en zowel het potlood en penseel niet beheerste. Het verschil is wel erg groot. Zou het zo zijn dat Vincent op zeer jeugdige leeftijd tekende als het voorbeeld links, zou er sprake zijn van een groot talent. De lijnvoering, stofuitdrukking, houding en lichtval zijn voortreffelijk, dus niet van Vincent.

   

VINCENT: ZIJN KARAKTER EN ALS SCHILDER

Als persoon en als schilder was Vincent niet echt geliefd in zijn omgeving en zou dat op latere leeftijd ook niet worden. Volgens oma van Gogh was Vincent op zeer jonge leeftijd al eigenzinnig en nukkig. Men maakte zich toen al, zorgen over zijn afwijkend gedrag. Hij was anders als andere kinderen. Als klein kind al had hij interesse in dingen die aan anderen voorbij gingen. Zo ving hij vaak kevers die hij vervolgens aan een stokje prikte en ze een plekje gaf. Inclusief de Latijnse naam van het beestje. Reeds in die tijd was Vincent erg onder de indruk van een sterrenhemel. Een gegeven dat wel later in zijn werken vaak terug zien.

Hij kon als kind al urenlang, op zijn rug liggend de donkere hemel aanschouwen. Piet van Hoorn uit Opwetten kon zich Vincent nog goed herinneren. “Vincent was klein maar zwaar gebouwd en stevig. Wij noemden hem het schildermanneke. Hij droeg een hoed van stro en een boerenkiel en had altijd een pijp in zijn mond. Ik heb nimmer iemand gezien die er uitzag als hij.  Als ik hem iets vroeg, gaf hij korte norse antwoorden. Piet zocht in die dagen vogelnestjes voor Vincent om na te schilderen en bracht die naar zijn atelier. Hij was aan het schilderen toen ik eens binnen liep maar hij had totaal geen aandacht voor mij. Hij was gekleed in wollen ondergoed, zijn hoed op en een pijp in zijn mond. Op dat moment was hij bezig bomen te schilderen. Om het resultaat te beoordelen liep hij telkens 3 passen naar links en dan weer naar rechts. Het was een vreemd gezicht”.

Hij kon zich herinneren Vincent vaak gezien te hebben ergens op de hei. Zittend op zijn knieën met een hand boven zijn ogen zocht hij als een indiaan de omgeving af naar een boeiend beeld van de landschappen. Deze vorm van zien en schilderen vinden we dikwijls terug in zijn landschappen met een hoge horizon. In Zundert tekende hij weinig en wat hij maakte was nauwelijks om aan te zien. Het merendeel verdween dan ook in de prullenbak.

Dominee Janssen zei eens tegen Vincent: “Moet dat werkelijk een boom zijn!, je kunt het werkelijk niet zien”. “Zo kan ik het ook”, riep Vincents zuster Elisabeth. Alsof dat zo’n kunst is. Niet een streek is goed en alles is even vies en smerig”. “Schandelijk zei kruidenier Beinen, moet dat een tekening voorstellen? Dat kan mijn 6jarig zoontje ook maken. Het is niet met een potlood getekend maar met een bezemsteel”. Onderwijzer Antoine: “Hoho, moet dat een vrouw voorstellen die een bezem hanteert?, om je dood te lachen. Maar Vincent gaf niet op en maakte studie na studie. Had hij maar iemand die hem erbij kon helpen. Iemand die hem kon vertellen hoe het wel moest. Zoals Millet dat deed. Kortom. Het werk van Vincent was in aantal uitzonderlijk maar kwalitatief niet om over naar huis te schrijven.


Tekening gemaakt door Van Rappard in Nuenen

Let hierbij vooral op de arcering en lijnvoering die we in meerdere aan Vincent toegeschreven tekeningen terug zien. Of zijn die toch niet van Vincent maar van Van Rappard?

Daar kwam verandering in tijdens zijn verblijf in Etten waar zijn ouders inmiddels woonden. Hij had inmiddels van Rappart leren kennen en zou hem opzoeken in Etten. Van Rappart was een begaafde tekenaar en schilder met een academische scholing. Hij zou Vincent opzoeken in Etten. De wens van Vincent kwam uit. Hoe vaak wenste hij dat er nog eens een Engel Gods tegen zou komen die hem zou leren hoe hij een potlood, krijt en een penseel moest vasthouden. Hij vond zichzelf een stumper en was allerminst tevreden over zijn werk. Wat zou hij graag willen dat Breton zijn leraar zou worden en zou hem vast nog eens opzoeken later. Rappard, was de Engel waarop Vincent hoopte. Hij wilde graag werk zien van Vincent maar hij bromde “Er is niks in te zien. Ik teken alleen maar en het is niet veel bijzonder. Ik sta eerst aan het begin”sprak Vincent hard. Nadat Rappart een en ander had bekeken dat het een moeilijke weg voor Vincent zou worden en adviseerde hem een opleiding te gaan doen.

Vincent zelf vond een academie maar niks. Samen trokken ze er vaak op uit en tekende veel. Zo nu en dat mocht hij zelfs gebruik maken van het atelier van Rappart. Toen pas liet Vincent enkele werken van zichzelf zien en was bang uitgelachen te worden en was bang dat Van Rappart zijn schouders zou ophalen voor zijn gekrabbel. Hij kon geen rechte lijnen tekenen en knoeide als een schooljongen. Van Rappart zei echter niets over de tekeningen en Vincent was verrukt. Vanaf dat moment tekende hij echt samen met Van Rappart die hem advies gaf en corrigeerde. De wens van Vincent was meer te leren en zijn oom Mauve moest hem daarbij helpen. Dit laatste zou niet zo lang meer duren. Vincent vertrok naar de Haag waar hij welkom was bij Anton Mauve. Hij huurde er een kamer en maakte er een echt atelier van. Vincent was erg blij met zijn nieuwe grote atelier en de hulp die hij kreeg van Mauve. Mauve die deel uitmaakte van de Haagse School was inmiddels een bekend schilder. Dat was wat Vincent ook wilde.

Vanaf dat moment leerde hij van zijn oom hoe de houdingen en verhoudingen waren van de arbeiders op het veld. Hoe het ligt op de gekromde ruggen viel. Men moest aan hun rug kunnen zien dat hij door het gewicht van de zak aardappelen zichzelf niet meer kon oprichten.


Anton Mauve: herder met schapen op een winterse hei.

 “Ook de benen staan verkeerd, zei Mauve. Het hele gewicht moet op het linkerbeen rusten”. Vincent was blij met de adviezen van zijn oom en vroeg zich af wat zijn broer Theo van zijn vorderingen zou vinden. Hoe zou ik hem er van kunnen overtuigen dat zo nu en dan iets lukt dacht Vincent. Na een poosje stond Mauve erop dat Vincent om de techniek onder de knie te krijgen maar eens naar gipsmodellen moest gaan tekenen en schilderen. Maar Vincent haatte deze figuren en sloeg ze in een vlaag van woede kapot. Mauve keek rustig naar de razende Vincent en zei toen: “Je bent een onbeheerste kwajongen. Ga weg, ik wil je niet meer zien. Je kunt voor mijn part naar de maan lopen”. Vincent was aangedaan  en ging terug naar Nuenen waar Van Rappart hem regelmatig opzocht. Hij was erg tevreden over zijn werk. Vooral de portretten van de boeren mensen. Vincent vertelde hem dat Kerssemakers hem ermee had geholpen omdat alles te kafferig en ruw was. Niet echt mooi en goed dus, maar op de een of andere manier voelde Van Rappart zich aangetrokken tot het werk van Vincent. Hij noemde hem geen schilder, maar een duivelskunstenaar. Met figuurtekenen ging het echter nog niet goed vond Vincent. Steeds waren er weer die dode punten en het leven van de handen, zeker die van de vingers was erg moeilijk uit te drukken. Ondanks deze handicap zou hij er uiteindelijk in slagen een geheel eigen stijl te ontwikkelen die op den duur als heel bijzonder mag worden gezien. Een echte impressionist.

Ondanks het vertrek naar Antwerpen kon Vincent terugkijken op een sterke vooruitgang in zijn werk. Mede door toedoen van Anton Mauve, Van Rappart, Kerssemakers en enkele anderen. Hier in Antwerpen zou Vincent zich verder ontwikkelen als schilder en uiteindelijk worden wat hij altijd wilde. Schilder! Hij begon aan een opleiding aan de academie van Antwerpen en leerde er andere jonge, enthousiaste schilders kennen maar kon er zijn draai niet vinden. Niet zelden stak hij zijn mening over de klassieke teken- en schilderkunst onder stoelen of banken. Hij vond het allemaal maar niks. Na de zoveelste ruzie met zijn leraar gaf Vincent er de brui aan en besloot het op zijn eigen manier te proberen. Een leuke anekdote uit die tijd: Vincent had een opdracht gekregen van de buurman ( een suikerbakker ) om een portret te schilderen van zijn dochter.
Het meisje was 14 jaar, klein en dik. Vincent vroeg er 200 frank voor. In die tijd veel geld voor hem. Hoewel de bakker het duur vond gaf hij toch de opdracht. Het meisje poseerde meerdere keren en na een dag of 10 van zwoegen was het klaar. Vincent zelf was er niet erg tevreden over. De bakker trouwens ook niet. Die schudde zijn hoofd bij het zien van het portret en zei: “” Moet dat mijn kind voorstellen”? Ook zijn vrouw schrok en kon haar dochter niet herkennen. Haar dochter had een lief klein neusje, maar die op het portret meer van  een indiaanse. “Mijn god, stamelde de vrouw. Moeten die varkensogen de ogen van mijn dochter zijn?” “Dat is niet van belang”, zei Vincent. Het gaat om de totale indruk. De gemoederen liepen hoog op en uiteindelijk stuurde Vincent zijn opdrachtgevers weg met de woorden:  “Wat denkt u wel. Over 100 jaar weet geen mens meer wat voor neus Mina gehad heeft, maar haar schilderij zal dan nog leven!” Hij heeft gelijk gekregen.

In Antwerpen kon hij zijn draai ook niet echt vinden maar werkte hard. Ondanks de toelage van Theo was het afzien en Vincent was de mening toegedaan dat hij zelf maar eens met zijn werk aan de weg moest timmeren. Hij moest een koper vinden voor zijn werk. Zeker nu de nood zo hoog was. Hij nam een map met tekeningen en schilderijen onder zijn arm en trok erop uit. Voor 10 maar zelfs voor 5 frank zou hij er afstand van willen doen. Hij had honger. Maar de kunsthandelaren in Antwerpen waren hetzelfde als die in Amsterdam of Den Haag. Hij liep onvermoeibaar van de ene naar de andere kunsthandel maar niemand wilde ook maar iets van zijn werk kopen. Zijn werk werd bestempeld als: Smerig, krankzinnig, ordinair, belachelijk en adviseerde hem iets anders te gaan doen. Het enige wat hij tot op heden had verkocht waren 12 tekeningen aan zijn oom voor de prijs van 30 gulden.

Ten einde raad vertrok Vincent naar Parijs. In deze smeltkroes van kunstenaars zou hij zeker vinden wat hij zocht. Hij had echter huurschuld in Antwerpen en kon dat niet betalen. Als vergoeding  wilde de huurbaas al zijn schilderijen en tekeningen die in het pand aanwezig waren. Vincent kon niet anders dan toezien hoe de huurbaas al zijn schilderijen en tekeningen van de muur nam.
Meer dan 50 koppen, 20 naaktstudies, alle studies van het park, van de kathedraal en van het steen. Het waren er veel, en Vincent zou ze nooit meer terug zien. Nog diezelfde dag vertrok hij naar Parijs naar Theo. Die was blij Vincent weer te zien en zou er alles aan doen om zijn broer in contact te brengen met andere schilders. De landloper werd van de ene op de andere dag een heer door toedoen van Theo die hem nieuwe kleren en schoenen gaf. Hij leerde er inderdaad schilders kennen waaronder: Fantin, Latour, Desboutin, Belot, Daranty, Cladel, Vignaud, Babon, Burby, Morisot en vele anderen. Zij allen zouden veel invloed hebben op de verdere ontwikkelingen van Vincent als schilder. Ook schilders als Lautrec en Emile bernard, ja zelfs zijn grote voorbeelden als: Gauguin, Renoir, Sisley en Pissarro.

Ook zij zouden een grote invloed hebben op de toekomstige werken van Vincent. Het ware impressionisme. Ze onderhielden contact en brachten meer tijd door in het café dan in het atelier. Hier was het ook dat Vincent begon te drinken. Absint een smerig goedje dat Lautrec veel dronk maar ten kostte ging van zijn gezondheid.. Alle schilders hadden wel invloed op elkaar, maar de gevestigde orde en handelaren wilde niks weten van de groep impressionisten.
Als men de werken van Vincent bekijkt uit die periode is duidelijk dat ook hij werd beïnvloed door anderen en er in mee is gegaan hopende als schilder te kunnen slagen. 

        
Pointillisme van Vincent                                           Landschap Monet

Het donkere Hollandse palet heeft vanaf dit moment plaats gemaakt voor een fris en helder. Een palet en kleurgebruik dat Vincent beroemd zou maken….het geel. Het geel van de zon!
Hoewel de schilderstijl van Monet geheel anders is als die van Vincent is hier al duidelijk te zien wat de invloed van Monet en anderen op zijn werk is geweest. De luchten, de bergen, de velden en cipressen gingen vanaf dat moment deel uitmaken van zijn toekomstige werk.

 

 

TECHNIEK EN PENSEELVOERING

Toch had Vincent een probleem. Zijn schildertechniek. Hij  was niet geschoold en hanteerde zijn penselen en verf anders. Zoals zijn tekeningen voorheen waren. Stevige dikke lijnen en groffe penseelstreken ( toetsen ) werden zijn kenmerk die waren gevoed door Anton Mauve en Emile Bernard.

                                                                                                                                                            
Anton Mauve: sterk omlijnde figuren                                               Emile Bernard: een licht palet

Gezien het gebrek aan alles wat met fijngevoeligheid te maken had bij Vincent en alles snel moest. ( de dagen waren immers te kort ) ontwikkelde hij een geheel eigen stijl en toets. Omdat Vincent snel wilde schilderen zat er niks anders op dan nat in nat te werken. Iets wat een probleem was om de kleuren toch zuiver te houden.

Daarom had hij de hierna volgende   stijl ontwikkeld. Net als de Haagse school ( oom Anton Mauve en anderen ) die vaak een gekleurde onderschildering gebruikten om een harmonie in de kleuren te krijgen deed Vincent dat ook. Een dunne grondering die snel kon worden opgezet en enige indruk gaf hoe het er uiteindelijk uit zou komen te zien. Hierover werd met groffe dikke toetsen olieverf aangebracht. Toets over toets, wat alleen kon door dikke lagen aan te brengen en het harde penseel haast plat te gebruiken om de gewenste kleur er als het ware op te leggen en zo de kleur zuiver te houden. Boetseren met verf!

 
Onderschildering

Niet zelden kneep Vincent de verf  rechtstreeks uit de tube op het doek om een juiste dekking te krijgen op de natte verf en indien hij het nodig vond liet hij het onbewerkte linnen als kleur meedoen in zijn  schilderijen. Ondanks de geweldige schilderstijl en zijn werkdrift werden zijn schilderijen zelden goed gevonden. Behalve door Theo. Ondanks alle strubbelingen in het verleden was hij tot de conclusie gekomen met een ongekend talent van doen te hebben en wist zeker dat het een kwestie van tijd zou zijn alvorens men Vincent zou ontdekken en zijn werk gaan waarderen. Mocht Van Rappard destijds hebben geroepen: “Jij bent geen schilder maar een duivelskunstenaar?” Jaren later zou Renoir hetzelfde zeggen. Toch had Vincent het ook in Parijs snel gezien. Vanwege zijn moeilijke karakter en eigenwijsheid had hij binnen de kortste keren ruzie met iedereen. Ook met Theo die er zo langzamerhand genoeg van had dat zijn mooie appartement in korte tijd was veranderd in een zwijnenstal. Dat Vincent ongevraagd zijn kleding droeg Die hij besmeurde met verf waardoor Theo weinig of niets fatsoenlijks meer had om aan te doen. Sterker nog. Vincent had er geen moeite mee zijn penselen schoon te maken met de sokken van Theo!  Vincent had in het verleden al gehoord over Arles en het bijzondere licht in het zuiden. Hij besloot erheen te gaan en huurde een huis (het gele huis)  om als woonruimte en atelier in te richten.


Het gele huis in Arles

Opgetogen schreef hij Theo dat hij uiteindelijk had gevonden wat hij zocht. Hoewel het winter was toen hij aankwam schilderde Vincent maar liefst 8 doeken in enkele dagen.
Zijn stijl was aan het veranderen en het palet werd nog lichter. Chromegeel…de kleur van Vincent! Ondanks alles was Vincent niet echt tevreden over de resultaten van zijn werk en vond zijn werk in verhouding tot Gauguin onbehouwen, onbeheerst en een chaos. Gauguin had inmiddels net als Theo ontdekt wat Vincent aan talent in huis had. Bij het zien van het schilderij “De stoel”riep hij luid dat hij erg onder de indruk was van het resultaat en half Parijs wel naar huis kon gaan! Het deed Vincent goed eindelijk eens te horen van iemand waartegen hij als schilder opkeek dat zijn werk goed was.

Ondanks de aanwezigheid van Gauguin voelde Vincent zich eenzaam en ziek. Hij zei: “Het brand in mijn hersenen. Ik ben vast gek of zal dat gauw worden”. “Zo wil ik je graag schilderen “, zei Gauguin, en greep naar papier en krijt. De vriendschap zou echter niet lang duren en de inmiddels geestesziek geworden Vincent sneed in een aanval van waanzin het onderste deel zijn linkeroor af. Dit om Gauguin ervan te overtuigen dat het oor van zijn geschilderde zelfportret wel degelijk goed was en op de juiste plaats zat. Hierover hadden ze ruzie gekregen. Hij liet zijn oor, verpakt in linnen bezorgen bij het bordeel waar Gauguin de nacht had doorgebracht met een dame die er werkte en voorheen een vriendin was van Vincent. Door alle sores kreeg Vincent in de buurt alleen maar meer problemen en de jeugd bleef voor zijn venster hangen om de “gekke schilder”te kunnen zien. Vincent spijkerde eigenhandig de ramen dicht en werkte verder op de eerste verdieping. Guiguin hield het voor gezien en vertrok. Vincent werd korte tijd later opgenomen in een gesticht te Arles.

Over zijn verblijf daar is genoeg bekend. “Omdat ik een kunstenaar ben, ben ik waanzinnig geworden en van die waanzin kan alleen mijn kunst mij redden” zei Vincent eens. Maar liefst 88 burgers hadden een petitie ondertekend waarin men vroeg Vincent uit zijn huis te verwijderen. Uiteindelijk besloot de Burgemeester Vincent te laten interneren. Aan de periode in  het gele huis was definitief een eind gekomen. Na vele onderzoeken konden de artsen niet tot de conclusie komen dat er sprake was van krankzinnigheid bij Vincent en hij was ook geen een bedreiging voor de gemeenschap. Men had geen enkele reden hem langer vast te houden.
Alle werken van Vincent bevonden zich nog in het gele huis en bij toeval kon Paul Signac die Vincent kwam opzoeken de schilderijen in het gele huis bekijken.
Het huis dat van overheidswege nog steeds was gesloten. “Ik heb je werk nog nooit oprechter bewonderd” zei Signac. “Ik heb onder je schilderijen enkele grote meesterwerken gevonden. Ik bewonder niet alleen de schilder maar ook de mens Vincent van Gogh”.Vincent was blij met deze opmerking maar was moe maar mocht niet terug naar zijn geliefde gele huisje. “het lijkt me het beste als ik me maar laat opnemen”, zei Vincent. “Ik zou het liefst naar het krankzinnigengesticht gaan in St. Remy”. Hij liet zich opnemen in St. Remy en dokter Peyron nam hem onder zijn hoede. Hij vond er rust en na enige tijd mocht hij weer schilderen. Zijn stijl was nog uitbundiger geworden. Wild en kleurrijk, maar elke toets stond op de juiste plaats. Na verloop van tijd adviseerde Theo Vincent het zuiden te verlaten want waar iemand schipbreuk heeft geleden kon hij moeilijk weer gezond worden. Vanuit de trein zag Vincent nog eenmaal de zonnig gekleurde akkers en velden. Ze waren fris na de regen. Nog eenmaal snoof hij de lucht van zijn geliefde zuiden op. Hij zou het nooit meer zien.

Theo had nauwelijks geslapen en was gespannen. Vincent zou die dag aankomen op het station care de Lyon. Kort daarop zwaaide Vincent vrolijk uit het open treinraampje naar Theo bij aankomst. Bij thuiskomst drukte Johanna Bongers de hand van Vincent en kon niet anders dan zien dat Vincent er beter uitzag dan haar man Theo. Hij zag er helemaal niet ziek uit en had een gebruinde huid, maar om zijn hoofd zat nog steeds het verband vanwege zijn verminkte oor. Alle wanden van het huis hingen vol met schilderijen van Vincent. In de woonkamer het grote landschap van Arles en in de eetkamer de aardappeleters. In de slaapkamer de tuinschilderijen. Ze lagen overal. Op de sofa, onder het bed op de vloeren en in de kasten grote stapels schilderijen tekeningen en schetsen. “Vincent is een groot meester geworden” zei Theo zacht. “Hij heeft niet vergeefs geleden”. Vincent kon wederom zijn draai niet vinden in Parijs en vertrok na enige tijd naar Auvers sur Oise om zich onder behandeling te stellen van dr. Gachet. Hij was een lange man met een driehoekig gezicht en al snel kon Vincent merken dat er iets met hem niet in orde was. Hij had Bruyas nog gekend en was bevriend met Pissaro en Cezanne die hier in de buurt gewoond hadden.


Het huis van Dr. Gachet in Auvers sur L'Oise (foto: Han van Meegeren)

Auvers was echt een schildersnest geweest. Daubigne en Daumier hadden er ook gewoond en gewerkt. Ook nu werken er veel jonge schilders. Maar aan hun vriendschap kwam snel een einde omdat Vincent van mening was dat  dokter Gachet even ver over zijn zenuwen was als hijzelf. Later sloeg de waanzin toe bij Vincent wat ook te merken was aan zijn recente werk. Van zijn oude techniek was weinig meer terug te vinden en schilderde als een bezetene. Het ene doek na het andere in de meest frisse tinten en gedraaide toetsen. Toch zat elke toets op de juiste plaats. Het waren meesterwerken al besefte Vincent het zelf niet. Hij bleef eenzaam en voelde zich miskend. Zo verborg hij zich meer dan eens achter grote schilderijen omdat hij zich zoals hij vertelde verborg voor zijn ziekte.Nog een keer bracht hij een bezoek aan Parijs, maar van zijn oude vrienden was weinig over gebleven.

Vroeg in de morgen verscheen Vincent in de woning van dokter Gachet. “Ik moet je dringend spreken” zei Vincent. Hij greep in zijn zak en Gachet zag iets in zijn hand. Een revolver! “Mijn god”stamelde Vincent en liet het wapen zakken. “Vergeef mij”. Hij ging naar huis en voelde zich ontspannen. Rustig, koel en hoefde nu even niet na te denken. Wat was er gebeurd?  Thuis gekomen pakte hij potlood en papier en schreef: Beste Gauguin……waarin hij zelf besefte dat hij bezig was afscheid van hem te nemen. Vincent schrok van zichzelf. Wil ik mezelf dan ombrengen? Nooit zou ik het wagen dat wapen tegen mezelf te richten. In een nauwe steeg in de buurt van het huis van Gachet sloeg de waanzin die dag weer toe.
“Nooit zal ik de kracht vinden mezelf neer te schieten, ik speel alleen maar met de gedachte. Ik ben niet laf”.  
Met een harde klap sloeg een kogel in zijn borst. De aarde beefde en Vincent viel neer. Even later strompelde hij naar huis, en besteeg de zeventien treden naar zijn kamer boven. De eigenaar van het café Ravoux waar Vincent een kamer had  Gustav Ravoux volgde hem. Zijn deur was niet op slot. Hij liep de kamer binnen en zag Vincent op zijn ijzeren bed liggen met zijn gezicht naar de muur. Hij vroeg hem wat er gebeurd was waarop Vincent antwoordde: “Ik heb mezelf neergeschoten, en hoop alleen dat ik het goed heb gedaan”.


Auberge Ravoux in Auvers sur L'Oise (foto: Han van Meegeren)


Toen zag Ravoux bloed uit de borst van Vincent komen. Hij herinnerde zich dat hij die morgen een pistool aan Vincent had gegeven die hem nodig zou hebben om de kraaien in het veld te verjagen. Tegen de toegesnelde Politie verklaarde Vincent dat hij vrij was te doen met zijn lichaam wat hij wilde. “Wilt u zo vriendelijk zijn mijn pijp en tabak even aan te geven”vroeg Vincent. Toen Theo de volgende morgen aankwam sliep Vincent nog steeds. Aan zijn bed zat Gachet. Moe en bleek.

Toen Vincent wakker werd keek hij naar Theo en zei zacht: “Mislukt. Ik ben een onhandige vent hè Theo”. “Mijn schilderijen”,fluisterde Vincent toen hij na vele uren uit een schemertoestand tot zichzelf kwam. “Mijn schilderijen en mijn pijp”. Theo en Gachet sleepten alle schilderijen aan die voorhanden waren. “Dat is veel”, mompelde Vincent. “ Je bent een meester”schreeuwde Gachet. “Al je schilderijen worden ingelijst”. Vincent glimlachte. “Nu zou hij naar huis willen gaan”, fluisterde hij. Er ging een rilling door zijn lichaam. Het was of het hart van Theo stilstond. Zijn geliefde broer en meesterschilder Vincent was overleden  maar had eindelijk rust gevonden, de rust waar hij zo naar verlangde…..

Acht mensen droegen de baar. Theo, Gachet, Toulouse Lautrec, Emile Bernard, Paul Signac, Joseph Vantin, Pasquet, en de hospes. Toen ze aan het graf stonden op de heuvel van Auvers gooiden ze met een kleine schep aarde in de groeve. Theo als eerste. Gachet wierp een grote bos zonnebloemen in het graf. “Je hield van gele bloemen en die schenk ik je nu al zijn ze niet zo mooi als die zoals jij ze geschilderd hebt”. Vincent had zijn laatste rustplaats gekregen tussen de korenvelden. De velden die hij zo graag schilderde.

Cornell van Loon

 
Graf in Auvers sur L'Oise (foto: Han van Meegeren)

 

Bronnen: “Portret van Vincent” door Lawrence en Elisabeth Hanson

                “Vincent van Gogh” Een leven in brieven.

                “Vlammen en kleuren” Stefan Pollatschek.

                “The Van Gogh File” Ken Wilkie.