INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

John van Erve

Afzonderlijke resolutieboeken Tilburg en Goirle


Schepenen hadden naast een rechtsprekende ook een bestuurlijke taak. Geen sinecure voor de mannen die voor het overgrote deel noch juridisch noch bestuurskundig geschoold waren. Naast enkele andere functionarissen benoemde de heer van Tilburg en Goirle elk jaar de schepenen over onse heerlijckheden van Tilborg en Goirle.

 

In de aanstellingsakte werden eerst de namen van de vijf schepenen voor Tilburg opgesomd. De naam van de eerstgenoemde schepen was de president van de gehele schepenbank. Degene die als tweede stond vermeld was de vice-president. Tilburg leverde als grootste dorp van de twee altijd de president en vice-president. Daarna werden de twee schepenen voor Goirle in de akte vermeld.

 

Jarenlang vergaderden de zeven schepenen elke maandag gezamenlijk over allerlei bestuurlijke aangelegenheden. Daar waar nodig werden de nodige besluiten genomen. Deze besluiten werden resoluties genoemd. De drossaard woonde meest van tijd de vergaderingen bij en deed mee aan de besluitvorming. Mocht het nodig zijn, dan konden er op andere dagen ook nog buitengewone vergaderingen worden belegd.

 

Van de vergaderingen op zich zijn geen notulen bewaard gebleven. De resoluties werden voor de beide dorpen vanaf het jaar 1710 in resolutieboeken opgetekend.

 

Door een akkefietje over het aanstellen van een bode op Amsterdam [1] kwam er aan de gezamenlijke vergaderingen in het voorjaar van 1714 een abrupt einde.

 

Tilburg had al van ouds her het privilege op het vervoeren en bestellen van brieven, pakketjes en geld. Zij konden daarvoor bodes aanstellen. Deze bodes konden hun bevoegdheid aantonen met een door de drossaard en schepenen afgegeven aanstellingsakte.

 

Door het overlijden van één der bodes was er een vacature ontstaan. Er waren meerdere personen die deze vacature graag wilden opvullen. De aanstelling van een nieuwe bode werd op 14 april 1714, tijdens de gezamenlijke vergadering van de schepenen, onderwerp van gesprek. Hoogstwaarschijnlijk wilden de beide Goirlese schepenen Michiel Schaapsmeerders als nieuwe bode naar voren schuiven, maar hadden de Tilburgse schepenen liever een andere kandidaat.

 

President-schepen Matthijs Nieukerck en de vier andere schepenen van Tilburg vonden, dat het aanstellen van een bode een exclusieve aangelegenheid voor de Tilburgse schepenen was. Unaniem spraken zij uit, dat de schepenen van Goirle hierover geen zeggenschap behoorden te hebben. Uiteraard dachten de Goirlese schepenen daar heel anders over. De Tilburgse schepenen hielden echter voet bij stuk en vroegen aan de drossaard om verder te mogen gaan met het aanstellen van een nieuwe bode. Onder protest verlieten de beide schepenen van Goirle vervolgens de vergadering. De overgebleven schepenen van Tilburg stelden hierop Nicolaes Andriessen van Dijck als nieuwe bode aan. [2]

 

De onderlinge verhoudingen tussen de schepenen van beide dorpen was dermate verstoord, dat de schepenen van Goirle besloten voortaan afzonderlijk over bestuurlijke aangelegenheden te gaan vergaderen. De vaste vergaderdag werd dinsdag en de drossaard was ook hier meest van tijd bij aanwezig.

 

In deze samenstelling vergaderden de beide schepenen en de drossaard voor de eerste keer op 17 april 1714. Vanaf deze datum werd een begin gemaakt met het eerste resolutieboek van de schepenen van Goirle. [3]

 

De eerste resolutie in dat boek betrof de aanstelling van Michiel Schaapsmeerders als bode van Goirle ! Deze actie viel totaal verkeerd bij de Tilburgse schepenen en de sfeer tussen de schepenen van beide dorpen verslechterde ziender ogen. De Tilburgers vonden deze aanstelling onrechtmatig, omdat uitsluitend Tilburg het privilege van de post had. Michiel Schaapsmeerders gooide ondertussen nog olie op het vuur, door meermalen poststukken en dergelijke voor de neus van Nicolaes van Dijck weg te kapen.

 

De zaak liep zo hoog op, dat er door de regenten van Tilburg een zaak werd aangespannen bij de Raad van Brabant. De schepenen van Goirle sloegen hard terug naar hun collega’s van Tilburg, door te stellen dat zij de titel schepenen van Tilborg en Goirle én het gemeen schepensegel onterecht gebruikten.

 

Vanuit de Raad van Brabant werden twee commissarissen afgevaardigd, die getracht hebben een oplossing te vinden, door de schepenen van Tilburg vijf bodes te laten aanstellen en die van Goirle twee bodes. Deze zeven bodes zouden dan bij toerbeurt de ritten moeten uitvoeren. Omdat er na verloop van tijd geen consensus tussen de regenten van beide dorpen werd gevonden, trokken de schepenen van Tilburg hun aanklacht bij de Raad van Brabant in. [4]

 

Vanaf 1714 vergaderden de schepenen van Tilburg en Goirle uitsluitend nog gezamenlijk, indien er een beslissing genomen moest worden over zaken die de beide dorpen aanging.

 

De heer van Tilburg en Goirle zal ongetwijfeld over het uiteengaan van de schepenen zijn geïnformeerd en had zich bij de situatie neergelegd. In zijn aanstellingsakte van de schepenen voor het jaar 1717 benoemde hij naast een president-schepen voor Tilburg ook een president-schepen voor Goirle. [5]

 

 

Bron: (RAT) Tilburg en Goirle OAA 104.2, nr.2

 

Zoals zo vaak zal religie de mogelijke oorzaak van het conflict zijn geweest. Het Reglement op de Politicque Reformatie schreef voor, dat personen die een openbare functie bekleedden van de Gereformeerde religie moesten zijn. Alleen als er geen geschikte Gereformeerde kandidaten beschikbaar waren, dan mocht de functie aan een Rooms-katholiek gegund worden.

 

In die periode waren alle Tilburgse schepenen Gereformeerd. Maar de twee schepenen uit Goirle waren, om de reden hiervoor, vrijwel altijd Rooms-katholiek. De door de Tilbugse schepenen gewenste bode Van Dijck was Gereformeerd en de door de Goirlese schepenen gewenste bode Schaapsmeerders was Rooms-katholiek. De Gereformeerden probeerden zich altijd boven de Rooms-katholieken te stellen. Vandaar dat zij hen wilden uitsluiten bij de besluitvorming over een nieuwe bode.

 

Nieuwegein, februari 2018

John van Erve

 

[1] In de protocollen en documenten worden deze postvervoerders meestal aangeduid met bode op Amsterdam. Maar uit de aanstellingsakte blijkt, dat hun bezorggebied veel groter is. Zij kregen namelijk toestemming om post te vervoeren van en naar Heusden, Gorinchem, Vianen, Utrecht, Rotterdam, Delft, Leiden, Tergouw [= Gouda], s'-Gravenhage, Haarlem, ende alle andere plaetsen in Hollandt leggende, verder van en naar Maastricht, Luik, Keulen, Aken, Leuven, Brussel, Tienen, Diest, Breda, s'-Hertogenbosch, ende alle andere plaatsen.

[2] (RAT) Tilburg en Goirle Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810, inv.2, f.27r (4.4.1714)

[3] (RAT) Goirle Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810, inv.nr.860

[4] (RAT) Tilburg Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810, inv.nr.2, f.42v (6-7-1715). Zie ook (RAT) Tilburg Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810, inv.nr.165

[5] (RAT) Tilburg en Goirle Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810, inv.104.2 nr.2