CUBRA HOME

INHOUD BRABANTSE DIALECTEN

INHOUD PANKEN

 

 

P.N. - 'Meester' - Panken

Biografisch portret

door P. Meurkens


BRON

Brabantse biografieën: levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders

J. van Oudheusden e.a. red. Boom, Meppel 1992.

 

 

MEESTER PANKEN (1819-1904) chroniqueur van het Kempenland

 

Peter Norbertus Panken werd op 10 september 1819 te Duizel geboren.

Zijn vader J.B. Panken, schoolmeester en belastinggaarder,

overleed in 1823. Zijn moeder Antonia Willems hertrouwde in

1825 met A. Fleerakkers. Panken bleef ongehuwd. Hij overleed te

Bergeijk op 20 juli 1904.

Na zijn jeugd te hebben doorgebracht in Bergeijk, waarheen het

gezin na het hertrouwen van zijn moeder was verhuisd, kwam

Panken in april 1833 op de kostschool van zijn oom Theodorus Ignatius

Panken in Duizel terecht. Hier kreeg hij als stagiair zijn opleiding

tot onderwijzer. Hij zou het niet verder brengen dan de lage

kwalificatie van de derde rang. Na zijn kostschooljaren bij zijn familie

in Duizel vestigde hij zich in september 1840 als jonge volwassene

in Westerhoven. Hij zou daar zesenveertig jaar lang,

meestal als kostganger, op vele adressen verblijven. Slechts van

1855 tot 1863 woonde hij zelfstandig in de voor hem gebouwde

onderwijzerswoning.

In Westerhoven was hij in 1840 de eerste katholieke onderwijzer

na de reformatie. In juli 1842 kreeg hij er zijn definitieve aanstelling.

In de eerste jaren van zijn carrière wist hij een sterke toename

van het aantal leerlingen te bewerkstelligen. Zelfs startte hij een

avondschool voor belangstellenden. Later daalde het leerlingental

echter weer: in plaats van het maximum van 103 jongens en meisjes

in 1841 bezochten er in 1860 gemiddeld nog 57 de school. Het prestige

van de eigenzinnige schoolmeester daalde daarom snel bij zijn

dorpsgenoten.

Na enkele jaren kwamen er ook problemen met het lokale bestuur.

Het eerste conflict betrof de bouw van de onderwijzers woning.

Hoewel hiervoor al jaren eerder door de provincie subsidie

was verstrekt, duurde het toch tot 1853 voordat de oplevering

plaats vond. Na de voltooiing werd het huis door Panken nog twee

jaar onbewoond gelaten. Rond 1860 was er zelfs sprake van een

ware probleemsituatie. De meester ergerde zich aan het gebrek aan

waardering en uitte dit door klachten over zijn salariëring. Het gemeentebestuur verweet hem een geringe plichtsbetrachting en onbekwaamheid. Panken bleek niet meer opgewassen tegen de situatie en werd door de inspecteur onder druk gezet om ontslag te nemen.

De bevriende arts Raupp leverde hem zelfs een attest dat hij

medisch ongeschikt was. Ten slotte stemde Panken eind 1862 in

met een wel zeer vroegtijdige pensionering en nam genoegen met

een ruime materiële compensatie. Ook na die tijd bleef hij in Westerhoven, met niet meer om handen dan de baantjes van postkantoorhouder en verzekeringsagent. Zo had hij alle tijd voor zijn liefhebberijen: de bestudering van de dorpsgeschiedenissen van het

Kempenland en de verslaglegging van zijn eigen ervaringen in zijn

woonplaats en van de wederwaardigheden op de vele reizen die hij

gewoon was te ondernemen.

Panken was één van de eerste leden van het Provinciaal Genootschap

van Kunsten en Wetenschappen die afkomstig was uit een ver van Den Bosch gelegen dorp. Tot dit illustere gezelschap was

hij, ongevraagd, toegelaten op initiatief van CR. Hermans. Deze

bleef jarenlang zijn intellectuele mentor: hij stimuleerde Panken tot

het verrichten van archeologisch veldwerk en archiefonderzoek en

het beschrijven van volkskundige thema's. Hermans nam zelfs enkele,

door hemzelf bewerkte, artikelen van Panken op in zijn boeken

uit 1845 en 1865. Na het overlijden van Hermans in 1869 verloor

Panken het voor hem noodzakelijke contact met de wetenschappelijke wereld van zijn tijd. Het onderzoek ging echter wel door. Maar doordat een ordenende hand ontbrak, verzandde het

werk in een enorme hoeveelheid manuscripten zonder dat daar een

publikatie uit voortkwam.

Geleidelijk raakte Panken ingekapseld in het nieuwe netwerk

van clericale geschiedschrijvers en leverde informatie aan kerkhistorici als Schutjes en Welvaarts. Deze laatste zorgde ervoor dat aan het eind van de negentiende eeuw enkele artikelen gepubliceerd

werden. Tenslotte werd ook zijn hoofdwerk Beschrijving van

Bergeik gepubliceerd, zij het in een door A.F.O. van Sasse van Ysselt

geredigeerde eindversie, die sterk afweek van de tekst van Pankens

oorspronkelijke manuscript.

Naast deze wetenschappelijke inspanningen hield hij zich voortdurend bezig met het maken van aantekeningen over uiteenlopende onderwerpen. Bovendien noteerde hij de gebeurtenissen in zijn omgeving en beschreef hij zijn reizen, eerst naar steden in Holland en België, later ook naar het verre buitenland, zoals Rome, Parijs en Lourdes. Steeds bleef hij onverdroten werken aan wat hij noemde 'mijn autobiographie'. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een collectie egodocumenten, bestaande uit het originele 'levensberigt' van 2534 bladzijden in 25 cahiers en een bewerkte, in zijn ogen 'gefatsoeneerde' versie van zijn levensverhaal dat hij heeft aangeduid als 'mijne 2de of vernieuwde boek der autobiografie' van 1519 geschreven bladzijden.

De betekenis van P.N. Panken is in verschillende opzichten te

schetsen. Zo moet hij gezien worden als een figuur die in zijn

leefomgeving de nieuwe levenshouding van het emanciperende

katholieke volksdeel vertegenwoordigde. Hij was een culturele bemiddelaar die de veelal door clerici en intellectuelen in abstracte

termen geformuleerde directieven ten aanzien van denken en doen

in zijn opinies en gedrag tot uitdrukking bracht. Voor de wijdere

omgeving is hij tegelijk de trouwe supporter geworden van de Brabantse katholieke zaak die als leek het katholieke netwerk mede

schraagde. Daarbij koos hij voor het isolement in een afgelegen

vlek en liet na mede vorm te geven aan de stilering van het publieke

leven doordat hij zijn beroep van onderwijzer niet naar behoren

uitoefende.

Voor latere generaties is hij toch in bepaalde opzichten een voorloper.

Als archeoloog conserveerde hij vondsten en documenteerde

hij vindplaatsen. Als volkskundige legde hij de orale traditie van

het volksverhaal vast. Als lokaal historicus vroeg hij aandacht voor

de waarde van archiefbescheiden en leverde als één der eersten historische dorpsbeschrijvingen. Ten slotte heeft hij als boekhouder

van zijn eigen geschiedenis in zijn dagboeken de mentale wereld

van de Kempenlander onthuld.

 

Bronnen

CR. Hermans, Bijdragen tot de geschiedenis (...) der provincie Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch 1845

CR. Hermans, Noordbrabants Oudheden, 's-Hertogenbosch 1865

H. Mandos, Meester Petrus Norbertus Panken 1819-1904, in: H. Mandos en A.D. Kakebeeke, De acht zaligheden, de oude kern van de Kempen, Eindhoven 1975, 7-113

P.N. Panken, Dagboeken, ms.

P.N. Panken, Geschiedenis van Bergeik, ms.

P.N. Panken en A.F.O. van Sasse van Ysselt, Beschrijving van Bergeik, 's-Hertogenbosch 1902

Streekarchief Eindhoven-Kempenland, archief Westerhoven, inv.nr. 1211, 1216, 1217, 1218

Tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis, taal- en letterkunde, I, II, III, 1884, 1885, 1886.

 

P. Meurkens

 

 

P.N. Panken. Portret door Antoon Derkinderen.